Over onze schone zwemplassen

Door Luc C. den Hartog

Tijdens hete zomers steekt er één Drentse trekpleister met kop en schouders boven alle andere recreatiebestemmingen uit: de zwemplas. Bescheiden meren, vaak voorzien van allerlei faciliteiten en omringd door natuurgroen. Dit is waar schijn echter bedriegt. Veel van de geliefde Drentse zwemplassen zijn namelijk niet op natuurlijke wijze ontstaan – maar een (onbewuste) bijkomstigheid van menselijke bedrijvigheid. De officiële website van de provincie vermeldt tien van de mooiste zwemplassen in Drenthe, te weten: 

’t Nije Hemelriek (Gasselte), de Ieberenplas (Grolloo), het Ronostrand (Een, tussen Rolde en Norg), de Kibbelkoele (Sleenerzand), het Ermerstrand (Erm, vlakbij Emmen), het Blauwe Meer (Hoogersmilde), de Baggelhuizerplas (vlakbij Witten/Assen), de Recreatieplas Schoonhoven en het Zuidlaardermeer (Zuidlaren). 

Wij lichten er een paar uit in dit blog over toerisme, industrie en waterrecreatie in Drenthe!

Toerisme in Drenthe 

Eerst nog iets over toerisme in Drenthe. Toen toeristische uitjes in de negentiende eeuw geleidelijk genormaliseerd waren in Europa, werden toeristen in Drenthe vaak nog met een schuin oog aangekeken. Het tij viel echter niet te keren, en het uitdijende spoorwegennetwerk, gekoppeld met toenemende vrije tijd zette het toerisme alleen maar kracht bij. Rond de eeuwwisseling zag onze provincie de komst van hotels, restaurants en allerlei andere faciliteiten om zowel vreemdelingen als Drentenaren te accommoderen. In 1896 kreeg Assen een VVV-kantoor. Al snel volgden andere plaatsen. VVV is overigens, niet verrassend, een afkorting voor Vereniging voor Vreemdelingenverkeer. 

Modern treinverkeer ten spijt, de VVV en soortgelijke organisaties hadden nog een hele kluif aan het binnenhalen van vakantiegangers. Drenthe genoot namelijk een erbarmelijk imago in de ogen van menigeen – ongetwijfeld te wijten aan de wijdverbreide persberichten omtrent de schrijnende armoede in het veengebied. Om een andere beeldvorming te weeg te brengen, zijn vervolgens verscheidene publicaties vervaardigd. Zo verscheen in 1928 het toeristengidsje Naar Drenthe: „Neêrland’s Pompeij”. De doordachte titel en voorblad roepen direct predikant-historicus Johan Picardt (1600-1670) in herinnering, die zich liet betoveren door de vele prehistorische monumenten die het Drentse landschap rijk is. 

Neêrland’s Pompeij bevat kleurrijke beschrijvingen van verscheidene Drentse plaatsen, met vermeldingen van alle faciliteiten. Ter illustratie een passage over het zuidwestelijke havenstadje Meppel: 

Meppel bezit een degelijken winkelstand, vriendelijken stadsaanleg, een fraai aangelegd Park met hertenkamp en waterpartijen. De nabijheid van Giethoorn, het Vollenhoofsche strand, de Beulaker- en Beltermeren met hun zeilsport, het mooie dorp Havelte – de parel van Drenthe – het rijke dorp Ruinerwold met zijn villa-boerderijen, de stoere Staphorster bevolking en goede hotel-inrichtingen, dit alles is oorzaak dat Meppel kan wijzen op een druk vreemdelingenbezoek. 

Enkele decennia en talloze publicaties later – dan hebben we het over de jaren 60 – was het imago van de provincie Drenthe als vakantiebestemming gerehabiliteerd. Zodanig zelfs, dat de rijksoverheid moest ingrijpen. 

“De massaliteit sloeg toe. Op een mooie zomerdag lag je bij recreatieplassen als het Nije Hemelriek, het Ermerzand of de Kibbelkoele bij Sleen al lang niet meer alleen, maar met duizenden anderen.” 

- Frank Hulst, Honderd jaar Drenthe, de Drenten en het toerisme (1991) 

De populariteit van zwemplassen zette het Drentse natuurschoon onder druk, en er moesten snel richtlijnen in het leven geroepen worden om het te beschermen – waaronder het uitsmeren van kampeerterreinen, slaapplaatsen en officiële vakantiemomenten.

  
Groepsfoto van het bestuur van de VVV Eext. Vervaardiger: Glas, L. v.d.

Natuurlijke schoonheid – het Zuidlaardermeer

In tegenstelling tot veel andere Drentse recreatieplassen, zoals het Paterswoldsemeer, is het Zuidlaardermeer een natuurlijk waterlichaam. Rietkraagjes en moerasbosjes sieren de oevers van het Zuidlaardermeer. Daardoor is het ook een van de oudste recreatieplassen, én Zuidlaren een van de oudste plaatsen met een VVV in Drenthe. Ondernemer Harm van Hemmen was in 1899 dermate gecharmeerd door de populaire ontspanningslocatie dat hij het oude landgoed ‘De Bloemert’ opkocht om er een caférestaurant te vestigen – toen nog met een paardenstalling in plaats van een parkeerplaats. Later kreeg De Bloemert ook een speeltuin, zweefmolen en zeilboten.

Als het Zuidlaardermeer al zo populair was in de negentiende eeuw, zal het – de toeristische ontwikkelingen in acht nemend – overspoeld zijn in de twintigste eeuw. Wederom moest het Drentse natuurschoon ontlast worden. Honderd jaar nadat Harm van Hemmen zijn recreatieoord oprichtte, werd een concept recreatieplan gemaakt. 

“De planvoorstellen in het recreatiedeelplan Zuidlaardermeer zijn erop gericht om tot een betere afstemming van recreatiebelangen en natuurwaarden te komen. Om deze betere afstemming te bereiken moet het recreatief gebruik van het meer gereguleerd worden.” 

- Ingenieursbureau ‘Oranjewoud’ B.V., Voorstel uitvoering maatregelen Zuidlaardermeer (1988)

Vooral de pittoreske oevers van het Zuidlaardermeer werden bedreigd door de grote hoeveelheid boten die aanlegden in kwetsbare gedeelten. Ook (water)vogels werden zodoende verstoord. Het verslag concludeerde dat het afschermen van de kwetsbare gebieden – zonder het toevoegen van vervangende aanlegplaatsen – de situatie enkel zou verergeren. Daartoe heeft het Zuidlaardermeer uitgebreid houten pieren gekregen. Dankzij dergelijke inspanningen kan de website van de provincie Drenthe tegenwoordig nog zeggen: ‘Het is een zeer vogelrijk gebied met een uniek vloedmoeras en stukken grasland met vele weidevogels. Soms kun je er de zeldzame witwangstern, bever of otter zien.’


Uitzicht over het Zuidlaardermeer gezien vanaf de noordzijde. Collectienaam: Sake Elzinga

Industrie en recreatie komen samen – het Blauwe Meer

Het Blauwe Meer, vlak bij het dorp Hoogersmilde, is een kunstmatig meer. Feitelijk is het een zandgat, dat dankzij zandwinning is uitgediept en volgelopen met water. Zand wordt gewonnen ten behoeve van een verscheidenheid aan industriële toepassingen. Denk bijvoorbeeld aan het aanvullen en ophogen van wegen en bouwterreinen, de fabricage van glas en het bakken van kalkzandsteen. Voor dat laatste item is een speciaal wit zand nodig, waarvan, in het gebied dat nu het Blauwe Meer is, geen tekort was. Lang verhaal kort: de favoriete zwemplas van Hoogersmilde dankt zijn bestaan aan Steenfabriek Roelfsema B.V. 


De kalkzandsteenfabriek ‘Albino’ van Roelfsema in Hoogersmilde. Vervaardiger Boneschanscher, Engelke Jan (1858-1946).

“De verspreid liggende diepe zandwinplaatsen veranderen de aard van het gebied, waarin ze zijn gelegen en nemen in de vorm van water definitief ruimte in beslag. Vooral echter door het aanbrengen van beplanting, behoeft deze verandering niet altijd een verarming van het landschap in te houden.” 

- Verslag van de ambtelijke werkgroep zandwinning in de provincie Drenthe (1971)

Nadat het zand gewonnen was, veranderde het gebied in een populaire trekpleister voor vakantiegangers. Geen wonder, gezien het witte zand en de prachtige blauwgroene kleur van het diepe water (naar het schijnt veroorzaakt door het mineraal glauconiet). Om de hoeveelheden bezoekers in toom te houden, was een jaarkaart verplicht. Desalniettemin groeiden de bezoekersaantallen gestaag: 5.200 in 1970, 6.900 in 1971, 7.700 in 1972 en 9.100 in 1973. In 1974 brachten de leden van het ‘recreatieschap Zuid-west Drenthe’ een werkbezoek aan het Blauwe Meer en de nabijgelegen camping De Reeënwissel, om de faciliteiten te kunnen beoordelen. De werkgroep bepaalde onder meer dat bebossing en ‘de spoedige aanleg van toiletvoorzieningen (…) noodzakelijk [wordt] geacht’. Enkele jaren later gaven burgemeester en wethouders van Smilde hun fiat voor het opstellen van een definitief uitwerkingsplan van het Blauwe Meer als recreatiegebied.

Het was niet de eerste keer dat industriële overblijfselen werden ingezet voor waterrecreatiedoeleinden. In 1964 had er een grootschalige sanering plaatsgevonden van het kanalennetwerk in Drenthe. De provincie had te kampen met een vermindering van de scheepsvaart. De tijd van de turfvaart langs kleine kanaaltjes en de Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij was toch echt voorbij. De karakteristieke waterwegen moesten het veld ruimen… of toch niet. Al snel hoorde men geluiden over het inzetten van de kanaaltjes om de zwemplassen te ontsluiten en ontlasten. 

“Deze vorm van recreatie is in ons waterrijke land geen nieuw verschijnsel, maar door de toenemende omvang in de daarvoor bij uitstek geschikte merengebieden, doet de recreatievaart steeds meer een beroep op die vaarwegen waarvan vroeger uitsluitend de beroepsvaart gebruik maakte.” 

- T. S. van der Ley, “Recreatievaart in Drenthe” (1976)


Uitgever: van der Meulen

Ander zand, andere zwemplassen – de spartelvijvers 

Toen ik mijn collega Ellen van der Velds vroeg naar de bekendste zwemplassen, wist zij direct drie curieuze namen op te lepelen: Ieberenplas, Loo-meer en Kibbelkoele. Net als het Blauwe Meer zijn deze zwemplassen ontstaan door de zandwinning. In tegenstelling tot het Blauwe Meer ging het hier om het afgraven van een zandhoogte – waardoor tot enkele meters beneden het grondwaterpeil een leemte ontstaat die zich met water vult. Zeer geschikt voor activiteiten als kanoën en vissen. Plaatsen als de Ieberenplas, het Loo-meer en de Kibbelkoele worden wegens hun relatief ondiepe water liefkozend aangeduid als ‘spartelvijvers’.

Koester de Drentse zwemplassen 

De Drentse meren hebben nog hun bekoorlijkheden, maar we moeten ook hier weer een waakzaam oogje in het zeil houden, om deze sieraden van het oude landschap te redden uit de grijpklauwen van cultuur en techniek. Ook deze schone landsdelen willen wij gaarne in de waardering en hoede van iedere toerist persoonlijk aanbevelen! 

Zo oordeelde bioloog, schrijver en radiopresentator Fop I. Brouwer in Zwerven door Drenthe: Het land der hunebedden (1949). Laten we zuinig zijn op onze bekoorlijke wateren. Het Drents Archief wenst iedereen veel zwemplezier deze zomer!


Bronmateriaal 

  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 1773. Inventarisnummer 102. 
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 1773. Inventarisnummer 113. 

Literatuurlijst 

  • Brouwer, Fop I et al. Zwerven door Drenthe: Het land der hunebedden. Tweede, geheel nieuwe druk. Assen: Van Gorcum, 1949. 
  • Coert, G. A. “Drentse Veen- en Middenkanaal Maatschappij.” Noorderbreedte jaargang 15 (1991): 11-13. 
  • Cohen, Josef. Naar Drenthe!: „Neêrland’s Pompeij”: Toeristenland en vacantie-oord bij uitstek. Assen: Van Gorcum, 1928. 
  • Lemma “Zandwinplaatsen”. In M. A. W. Gerding, P. Brood, M. Hillenga en N. Nijkeuter (Reds.), Encyclopedie van Drenthe: P-Z (pp. 1067). Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2007. 
  • Lemma “Zuidlaardermeer”. In M. A. W. Gerding en Martin Hillenga (Reds.), Het Drenthe boek (pp. 343). Zwolle: Waanders, 2007. 
  • Ley, T. S. van der. “Recreatievaart in Drenthe.” Drenthe jaargang 48 (1976): 153-155. 
  • Zandwinning in Drenthe: Verslag van de ambtelijke werkgroep zandwinning in de provincie Drenthe. [s.l.]: [s.n.], 1971. 
  • Hulst, Frank. “Honderd jaar Drenthe, de Drenten en het toerisme.” In Als de dag van gisteren: Honderd jaar Drenthe en de Drenten, onder redactie van Bertus Boivin, Jan Bos, Michiel Gerding, Willem Goelema, Harry Gras, Menno van der Laan, Aike van der Ploeg en Michiel Roding, 199-220. Zwolle: Waanders Uitgevers in samenwerking met de Provinciaal Historicus en het Rijksarchief in Drenthe, 1991.