Wat heeft de Drent gevormd?

Door: Luc C. den Hartog 

Een aloud gezegde luidt: Uit turf, jenever en achterdocht, heeft de Heer de Drent gewrocht. Dit zegt tegelijkertijd alles en helemaal niets over het karakter van ‘de Drent’. Hoe heeft het veen de Drenten gevormd? (en omgekeerd). En is het waar dat de zand-Drenten niet van veranderingen houden?  

Zand en veen 

Eerst moeten we het hebben over de twee verschillende typen Drenten. Onze provincie kan ruwweg verdeeld worden in twee soorten grond: het zandplateau in het midden en veenmoerasgebieden aan de randen. Het hoger gelegen zandplateau is het oudste bewoonde gebied van Drenthe. Ook de hunebedden – waar Drenthe toch om bekend staat – bevinden zich uitsluitend op de hogere zandruggen. De Drenten op het veen daarentegen, zijn eigenlijk de ‘nieuwkomers’. Met name in de negentiende eeuw verhuisden veel mensen uit onder meer Duitsland naar het zuidoostelijke veengebied. Dit is ook de reden dat carnaval nog steeds groots gevierd wordt in die regio; het waren vooral rooms-katholieken die toen vanuit Duitsland naar Drenthe trokken. In 1976 schreef dichter Roel Reijntjes over de Drentse jeugd toentertijd: 

In een plaats als Emmen, waar de verschillende typen bij elkaar komen, vindt men een duidelijk onderscheid tussen zand- en veenjeugd. De laatste, robuuster, avontuurlijker van aanleg, voelde zich in het ‘nieuwe’ beter thuis dan de eerste categorie, die zachter en mystieker is en minder openstond voor de dynamiek van de moderne maatschappij.

 
Het roomse leven in Weiteveen.

Achterdocht

Er wordt wel beweerd dat zand-Drenten niet tegen veranderingen kunnen. Is deze stelling waar en kun je daarvoor bewijzen vinden in de Drentse geschiedenis?  
Daarvoor kijken we naar een grote verandering in het Drentse verleden: de kerkhervorming of Reformatie aan het eind van de zestiende eeuw. De Drenten, die toen vooral op de oude zandgronden woonden, gingen pas heel laat over van het Rooms-Katholieke geloof op de protestantse religie. Liever hielden ze alles bij het oude, zoals blijkt uit talloze archiefstukken.  

In 1624 hingen in de kerken van Zweeloo en Gasselte nog heiligenbeelden, en op de kerkhoven van Gieten, Anloo en Wapserveen stonden nog kruisen. Veel Drenten zochten nog altijd hun heil bij de vertrouwde pastoors. Archiefstukken van de Provinciale Synode van Drenthe (1622-1809) staan vol met klachten over zondagsontheiliging, excessen en waarzeggerij. Enkele voorbeelden: in Vries werden de avondmaalgangers bespot, in Roswinkel werden nog paasvuren ontstoken, in Kolderveen, Vledder en Wapserveen werden vastenavondbieren gedronken, en in Meppel werd vrolijk gekaatst tijdens de preek. 

Historicus G. Groenhuis schrijft: 

[De Drenten] vonden met hun dagelijkse zorgen maar moeizaam de weg naar de kerk en de pastorie terug. Liever lieten ze in het geheim een priester komen of gingen met hun problemen naar een duivelbanner. (…) Ondanks herhaalde protesten van de predikanten hield men vast aan de oude gebruiken: de kinder- en dodenbieren, het knielend bidden, het plaatsen van kruisen op graven, het raadplegen van een ‘wikster’ die de toekomst kon voorspellen en nog zoveel meer. 

De (zand-)Drenten adopteerden het nieuwerwetse geloof dus op hun eigen manier: ze keken lange tijd de kat uit de boom. Misschien kun je ze wel achterdochtig noemen. 


"Hadden eeniger vroome lijdtmaten geclagett datt eeniger worden bevonden welcke de communicanten bespotteden toe tijdt des Heeren nachtmaal uuitgedelet worde"

Turf, jenever en achterdocht

Het machtige Holland begon zich vanaf de 17e eeuw te interesseren voor de uitgestrekte Drentse veengebieden. Het brandstofverbruik in de Hollandse gewesten was torenhoog, terwijl het ‘bruine goud’ in Drenthe voor het oprapen leek. Zo redeneerden veel Hollandse handelslieden. Zij richtten compagnieën op om de veengebieden aan snee te brengen. Door dergelijke ondernemingen komt Drenthe aan plaatsnamen als Hollandscheveld, Amsterdamscheveld, Nieuw-Dordrecht en Nieuw-Amsterdam. 


Fragment uit de registers van veencompagnie "De Hollandsche Participanten". Hier zien we de werking van een sluis.

In de praktijk lag de turf niet voor het oprapen. Turfsteken is smerig en keihard werk. Om de dag door te komen werd er door sommige arbeiders veel gedronken – jenever in het bijzonder. Tijdens het werk kregen de arbeiders jenever van hun veenbaas. Voor uitzonderlijk zwaar werk, zoals het graven van een kanaal, soms wel een hele fles. Diezelfde veenbaas was meestal ook caféhouder. In zijn kroeg moesten de veenarbeiders hun loon ophalen. Dan was de verleiding na een harde werkdag vaak toch té groot om niet direct een borrel te doen… of twee. Geen wonder dat sommigen hun loon gewoon lieten uitbetalen in jenever.  


Het winnen van turf van blauwveen, mogelijk in de omgeving van Wijster.

Naoberschap 

In 1630 werd een volkstelling gehouden in Drenthe. Nog geen 22.000 mensen, zo luidde de telling. De dorpen lagen als eilanden in een zee van heide en men was voor alles sterk op elkaar aangewezen.  

De dorpen lagen als eilanden in een zee van heide en men was voor alles sterk op elkaar aangewezen. 

“Tien eeuwen Drenthe, de Drenten en hun rijke verleden,” in Ach lieve tijd 

Het gevolg was dat mensen elkaar onvoorwaardelijk hielpen. Men stond elkaar bij met het binnenhalen van de oogst, tijdens de huisslacht in november, met het verzorgen van zieken, het onderhouden van de gebouwen, het lenen van gereedschap, bij de geboorte van kinderen en bij het overlijden van ouderen. Iedereen droeg zijn of haar steentje bij. Dit grondbeginsel van rechten en plichten heet naoberschap. Een naober is iets anders dan een buurman of -vrouw. Het is een naaste, waar je op kan rekenen. 

Zelden was er zo’n sterk gemeenschapsgevoel als bij een overlijden. Zo ging het er bijvoorbeeld aan toe in Nijeveen: vanaf het moment dat de dorpsdokter de overlijdensakte ondertekend had, begon men met regelen. Iedere bewoner stelde zijn rechter buurman op de hoogte. Familie en vrienden werden afzonderlijk geïnformeerd door een speciaal aangewezen 'groeveneuger' (begrafenis-nodiger). De dorpstimmerman vervaardigde een lijkkist en de dominee luidde de kerkklokken. Na de uitvaart en begrafenis – volledig geregeld door de buurtgemeenschap – sloten naasten van de overledene de luiken van hun woning. De buren zetten de luiken op een kier in solidariteit.  

Tot ver in de twintigste eeuw speelde naoberschap een hoofdrol in het Drentse dorpsleven. Dit begon af te nemen door de professionalisering van de zorg. Geleidelijk zagen steeds meer steden bijvoorbeeld een volwaardig ziekenhuis, en dorpen een plaatselijke Groene Kruis-vereniging met wijkverpleegster. 

Meer dan turf, jenever en achterdocht 

Over ‘het volkskarakter’ van de Drent is men nog lang niet uitgediscussieerd. Daarom gaat dit blog vooral in op historische gebeurtenissen. ‘DE Drent' is natuurlijk lastig te duiden. Wat mij betreft mag het rijtje turf, jenever en achterdocht in ieder geval aangevuld worden met naoberschap. 


Fragment van een boerenbruiloft te Zuidlaren.

Literatuurlijst 

  • Beekhuis-Snieders, J. W. T. M. en H. Perton. Nadere toegang op de protocollen van de Provinciale Synode van Drenthe 1622-1809. Assen: Rijksarchief in Drenthe, 1990. 
  • Beemt, Fred van den, Paul Brood, Michiel Gerding, Jelle Hagen, Menno van der Laan en Frank Keverling Buisman red. Ach lieve tijd: Tien eeuwen Drenthe en de Drenten. Zwolle: Waanders, 1987. 
  • Bergsma, Wiebe. “Zij preekten voor doven”: De Reformatie in Drenthe. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2002. 
  • Boivin, Bertus, Jan Bos, Michiel Gerding, Willem Goelema, Harry Gras, Frank Hulst, Menno van der Laan en Aike van der Ploeg, red. Als de dag van gisteren: Honderd jaar Drenthe en de Drenten. Zwolle: Waanders, 1991. 
  • Dubbelboer, B. Leer mij ze kennen… de Drenten. Leiden: A.W. Sijthoff, 1968. 
  • Jans, Bijker en J. G. Duiven. Nijeveen 1477-1977: Dorp - uit moeras ontstaan - gegroeid tot een welvarend dorp. Nijeveen :s.n., 1977. 
  • Kuipers, Gerrit. Vroeger volksleven in Drenthe. Zuidwolde: Stichting Het Drentse Boek, 1999. 
  • Reyntjes, R. en Tom Bouws (red.). Kijk op Nederland: Drenthe. Amsterdam-Brussel: Elsevier, MCMLXXVI. 
  • Veen, J. van der Az. Drentsch mosaïk: 1e stukje. Groningen: J. Oomkens, 1844. 
  • Zeijden, Albert van der. “‘Een verlaten land met talloze wonderlijke gebruiken’: Volkskunde en de constructie van een Drentse regionale identiteit.” Nieuwe Drentse Volksalmanak 116 (1999): 68-91. 

Archiefstukken 

  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0001. Inventarisnummer 741i. 
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0441. Inventarisnummer 1. 
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0603. Inventarisnummer 11-13.