Update vanuit het slavernijonderzoek

Door: Niek Hemmen

Onderzoeker Niek Hemmen is inmiddels een aantal maanden bezig met zijn onderzoek in het Drents Archief. Hij is opzoek naar sporen van het slavernijverleden in de provincie Drenthe en wat hierover te vinden is in onze bronnen. Op basis van dit onderzoek schrijft hij een onderzoeksrapport en een onderzoeksgids. Deze gids wordt beschikbaar gesteld voor toekomstige onderzoekers om hen op weg te helpen. In dit blog deelt hij zijn eerste, interessante, bevindingen.

De link tussen Drenthe en slavernij

Je vraagt je misschien af wat Drenthe en slavernij met elkaar te maken hebben. Voor veel mensen lijkt het iets van de grote steden of zelfs andere continenten. Maar ook in Drenthe woonden mensen die aandelen hadden in plantages en hier hun rijkdom mee vergaarden. Of die goederen en vlees leverden voor de schepen van de VOC. Wie dit waren en wat hun aandeel precies is, daar is dit onderzoek voor.

Zoektocht naar Drentse plaatsnamen – verrassende resultaten

Niek is dus bezig om een beeld te krijgen van dit Drentse slavernijverleden. Hij deelt zijn bevindingen met ons. Om te beginnen heeft hij gekeken of er individuele Drenten terug te vinden zijn in de (gedeeltelijk bewaard gebleven) archieven van de West-Indische Compagnie* (WIC), aangevuld met die van de Sociëteit van Suriname* en de Sociëteit van Berbice*. Een aanzienlijk deel van deze archieven is door het Nationaal Archief in Den Haag zowel gescand als getranscribeerd door middel van HTR (Handwritten Text Regcognition). Historicus en programmeur Gerhard de Kok heeft een zoekmachine gecreëerd waarin de teksten van deze archiefstukken doorzocht kunnen worden. Een andere waardevolle bron was de website W. I. C. Geoctroyeerde West-Indische Compagnie. Deze website bevat een doorzoekbaar register van WIC personeel van 1638 tot en met 1642, en de soldijboeken van Curaçao van 1675 tot en met 1792. Ten slotte is gezocht in de index ‘WIC militairen uitgezonden naar Brazilië 1649-1654’ die op de website van het Nationaal Archief doorzoekbaar is. 

Het zoeken naar Drentse plaatsnamen leverde, ondanks het versplinterde en onvolledige karakter van de doorzochte databases, een verrassend aantal resultaten op. Vanuit de volgende Drentse plaatsen zijn soldaten, predikanten, adjudanten, matrozen en zelfs een enkele barbier in deze databases terug te vinden: Borger, Coevorden, Hoogeveen, Meppel, Meppen, Dwingeloo, Emmen, Dalen, Havelte, Ruinen, Spier, Broekhuizen, Loon, Hees, Kolderveen, Wateren, en Winde.

Drenten bij de VOC

Vervolgens heeft Niek zijn blik verschoven naar het vollediger bewaard gebleven archief van de Verenigde Oost-Indische Compagnie* (VOC). Een zoektocht door de index VOC: Opvarenden leverde een aanzienlijk groter aantal Drenten op. Dit is goed te verklaren, aangezien de VOC ook een veel grotere organisatie was dan de West-Indische Compagnie. Dit vereist uiteraard ook meer personeel, waardoor meer Drenten terug te vinden zijn.

Niek kwam in deze database Drenten tegen uit de volgende plaatsen in alfabetische volgorde: Aalden, Alting, Amen, Anholt, Anloo, Annen, Assen, Balinge, Benneveld, Bloemberg, Bonnen, Borger, Broekhuizen, Brunsting, Buinen, Bunne, Dalen, De Haar, De Schiphorst, De Stapel, De Wijk, Diever, Donderen, Dwingeloo, Echten, Eelde, Ees, Emmen, Fort, Gasselte, Gasteren, Gees, Gieten, Grevenberg, Havelte, Hees, Hoogeveen, Kalenberg, Kalteren, Klooster, Kolderveen, Loon, Meppel, Meppen, Nieuwediep, Nieuwlande, Nijeveen, Nijstad, Paterswolde, Peest, Pesse, Rhee, Roden, Rolde, Schoonebeek, Schoonloo, Sleen, Spier, Streek, Ter Horst, ‘t Noorden, Veenhof, Veenhuizen, Wateren, Westdorp, Wezup, Winde, Witten, en Witteveen.

Drentse predikanten in Suriname en Oost-Indische koloniën

Afgezien van deze databases zijn er nog een aantal nuttige publicaties uit de negentiende eeuw die volledig online in te zien zijn. Zo is er met betrekking tot Suriname bijvoorbeeld de Surinaamsche Almanak. In de ‘Naamlijst der predikanten bij de hervormde christelijke gemeenten in de kolonie Suriname’ uit de Surinaamsche Almanak voor het jaar 1831 is Eggo Tonkens van Hoevenberg (geboren in Norg) opvallend. Hij was aangesteld te Paramaribo in 1743 en wordt als volgt omschreven: ‘Eggo Tonkens van Hoevenberg. - Twee dagen na zijne aankomst zinneloos geworden. -1744, Junij ontslagen, en naar Nieuw-Engeland vertrokken’. Ook is er in een latere editie van de almanak een vermelding van Cornelis van Schaik, die in april 1852 was aangesteld en was ‘beroepen van Dwingeloo in Drenthe’. 

Er blijken ook Drentse predikanten uitgezonden te zijn naar de Oost-Indische koloniën. In het Biografisch Woordenboek van Oost-Indische Predikanten van Caspar Adam Laurens van Troostenburg de Bruyn uit 1893, worden de volgende predikanten vermeld met een Drentse geboorteplaats of dat ze in Drenthe actief waren als predikant: Johannes Boekenberg (geboren in Vledder), Henricus Snethlage (geboren in Vries), Dominicus Sel (geboren in Meppel), Berend Braams (vermeld als predikant te Nieuweschans), Geraerdus van der Hagen (vermeld als predikant in Drenthe), en Johannes Idskens Crébas (vermeld als kandidaat in Drenthe).  

Hoe verder?

Al deze Drenten profiteerden in meer of mindere mate van de carrièremogelijkheden die direct of indirect gecreëerd werden door het kolonialisme en de hiermee gepaard gaande slavernij op een globale schaal. De volgende stap is om na te gaan wat deze Drenten overzee gedaan hebben, en wat of wie ze eventueel weer mee terug hebben genomen. Vervolgens wordt gekeken wat er van deze individuen terug te vinden is in de bronnen van het Drents Archief. 

Kwetsend taalgebruik en terminologie

Koloniale archieven zitten vaak vol termen en denkbeelden die we nu als bijzonder kwetsend beschouwen, zoals beledigende omschrijvingen van personen uit bepaalde etnische en culturele groepen. Het Drents Archief is de bewaarplaats van archieven. Wij kunnen én mogen de teksten van de archiefstukken niet aanpassen, omdat dan de historische werkelijkheid wordt aangetast. Wel kunnen én willen wij waarschuwen, dat er beledigend taalgebruik aangetroffen kan worden in archiefstukken, maar ook in bepaalde oudere inventarissen (bron: Nationaal Archief).


Begrippenlijst:

Even een opfrissertje. VOC, WOC... hoe zat het ook alweer?

De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC): Een in 1602 opgerichte Nederlandse handelsonderneming met een door de Staten-Generaal verleend monopolie op de overzeese handel met Kaap de Goede Hoop en Azië. De VOC had gedurende haar bestaan van 1602 tot 1800 het alleenrecht op het sluiten van verdragen, het voeren van oorlog, het veroveren van nederzettingen en handelsposten, en het stichten van nederzettingen. In de gebieden waar de VOC-nederzettingen had, was slavernij nauw verweven met de economie en de samenleving. Hoewel de VOC zelf enerzijds weliswaar beschikte over zogenaamde officiële ‘compagniesslaven’, werd het grootste gedeelte van de slavenhandel verricht door particulieren. Ook waren verreweg de meeste slavenhouders particuliere slavenhouders. Individuele dienaren van de VOC waren echter sterk vertegenwoordigd onder deze particulieren. Deze slavernij was vaak, maar zeker niet uitsluitend, terug te vinden in de huishoudelijke sfeer. Hoge VOC-bestuurders hadden omvangrijke huishoudens met een groot aantal tot slaaf gemaakten. Veel lagere en armere dienaren beschikten regelmatig echter ook nog over één of twee tot slaaf gemaakte bedienden in het huishouden. 

De West-Indische Compagnie (WIC): Een oorspronkelijk in 1621 opgerichte Nederlandse handelsonderneming opgericht naar het model van de eerder opgerichte VOC, ditmaal met een mandaat over West-Afrika en de plekken waar de Nederlanders voet aan de grond wisten te krijgen in Noord- en Zuid-Amerika en het Caribische gebied. De West-Indische Compagnie was zeer gericht op en afhankelijk van de handel in en arbeid van tot slaaf gemaakte Afrikanen. De oorspronkelijke West-Indische Compagnie werd in 1674 door financiële problemen noodgedwongen ontbonden. De belangen in de continuatie van de verschillende koloniën en het geld dat verdiend kon worden door middel van de slavernij waren echter te groot waardoor er een jaar later al een doorstart werd gemaakt met de oprichting van de Tweede West-Indische Compagnie. Deze compagnie bleef bestaan tot 1792. Met name de Tweede West-Indische Compagnie richtte zich hoofdzakelijk op de zogenaamde trans-Atlantische slavenhandel, waarbij tot slaaf gemaakten uit Afrika vervoerd werden naar de koloniën in de Amerikaanse gebieden. Vervolgens werden de met slavenarbeid vervaardigde producten (katoen, tabak, suiker, zilver) weer vervoerd en verhandeld in Europa. Vanuit Europa werden goederen vervaardigd met deze grondstoffen die weer gebruikt werden om tot slaaf gemaakten te kunnen kopen en vervoeren vanuit de Afrikaanse nederzettingen waar de Nederlanders actief waren. 

De Sociëteit van Suriname: Een in 1683 opgerichte onderneming verantwoordelijk voor het beheer van de kolonie Suriname. De onderneming heeft tot 1795 bestaan en kende drie deelgenoten: De West-Indische Compagnie, de familie Aerssen van Sommelsdijck en de stad Amsterdam. 

De Sociëteit van Berbice: Een in 1720 opgerichte onderneming gemodelleerd naar de Sociëteit van Suriname met het doel om meer geld te verwerven voor de exploitatie en het beheer van de kolonie Berbice aan de noordkust van Zuid-Amerika.

Niek Hemmen

Niek Hemmen onderzoekt de connecties van Drenthe met het Nederlandse slavernijverleden, met behulp van bronnen uit het Drents Archief. Hij bestudeert hoe Drenten via de VOC en WIC carrière maakten in gebieden waar slavernij voorkwam en hoe sommigen investeerden in plantages of passief verdienden aan slavernij. Ook zoekt hij in Drentse doop-, trouw-, en begraafregisters naar sporen van slavernij en onderzoekt hij de rol van organisaties zoals de Maatschappij van Weldadigheid en de Molukse KNIL-militairen in Drenthe.

Daarnaast schrijft Niek een onderzoeksgids om anderen te helpen bij het vinden van slavernijsporen in het Drents Archief. Voorafgaand aan het behalen van zijn master Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen in 2020, werkte Niek in 2019 als student mee aan het onderzoek dat uiteindelijk leidde tot de gids 'Sporen van het Slavernijverleden in Fryslân'. In 2023 schreef hij samen met dr. Dienke Hondius de gids 'Kerk en Slavernijverleden'.