Door: Niek Hemmen

Johan Picardt (1600-1670)  

In dit blog lichten we een verhaal uit van het onderzoek naar het Drentse slavernijverleden, dat Niek van Hemmen in het Drents Archief heeft gedaan. Tijdens zijn zoektocht kwam hij dit opvallende verhaal tegen van de dominee Johan Picardt. Deze, van oorsprong Duitse dominee, predikte vanaf 1648 in de Grote Kerk van Coevorden. Minder bekend is hij vanwege het feit dat hij een uitgesproken voorstander was van slavernij. 

 

Levensloop

 
Picardt kwam in 1600 ter wereld als zoon van een calvinistische predikant aan het hof van de Graaf van Bentheim. Na het afronden van het gymnasium Arnoldinium in Steinfurt begon hij in 1620 met een studie theologie aan de academie van Franeker, om vervolgens in 1622 naar Leiden te verhuizen om zijn studie af te ronden. Van 1623 tot en met 1642 predikte en woonde hij in Egmond aan Zee. Hier trouwde hij in 1625 met Rocha van Brederode, erfdochter uit een aanzienlijke Haagse regentenfamilie. In 1643 werd hij aangesteld als predikant te Rolde, waar hij vanuit zijn verblijf in Rhee naar op en neer reisde. Coevorden werd in 1648 zijn laatste aanstelling tot zijn overlijden in 1670.  

 

Belangrijkste werk 


In 1660 verscheen zijn belangrijkste werk met de titel Korte Beschryvinge Van eenige Vergetene en Verborgene ANTIQUITETEN Der Provintien en Landen Gelegen tusschen de Noord-Zee, de Yssel, Emse en Lippe. Met herdrukken in 1731 en 1745 zou Antiquiteten tot 1856 het enige geschiedenisboek over Drenthe blijven.  

 

De vloek van Cham 


Aan het begin van het boek bespreekt Picardt de herkomst van de verschillende volkeren van de wereld, die allen teruggevoerd worden naar Sem, Cham en Jafeth, de drie zonen van Noach. Volgens Picardt waren alle inwoners van Europa kinderen van Jafeth, behalve de Joden, als kinderen van Sem. Zowel deze erfenis als de erkenning van de ware God hadden Europa in zijn ogen onder andere gezegend met een overvloed aan geleerde mannen, kunstenaars, dappere helden en strijdbare mannen “welke luyster sich verspreyt heeft tot aen het eynde der aerde”. Europa had in zijn ogen “meer gedomineert […] over Asiam / Africam en Americam / als alle dese drie geheerscht hebben over een Europam!” Hij concludeerde: “Europa is een Coninginne over Asiam / Africam en Americam.”  

 

De reden voor deze Europese dominantie kon volgens Picardt teruggevoerd worden op de bijbelpassage Genesis 9:20-27. Cham treft hier zijn vader dronken en naakt aan en bedekt hem niet. Sem en Jafeth zien hun vader vervolgens ook en bedekken het lichaam van hun vader alsnog. Wanneer Noach later ontwaakt, vervloekt hij de zoon van Cham, Kanaän, om zijn andere broers voortaan tot slaaf te maken. Dit diende als straf voor het feit dat Cham de naakte Noach niet bedekt had.  

Picardt had aan het begin van zijn boek al de Kanaanieten, Filistijnen, Arabieren, Numibiërs ‘en alle Mooren in Africa’ teruggevoerd op de nakomelingen van Cham. In zijn ogen was het lot van Afrika onlosmakelijk verbonden met de slavernij waar deze volkeren tot veroordeeld waren. Picardt rechtvaardigde de praktijk van slavernij als natuurlijk en wenselijk voor inwoners van het continent:  

Letten wy op Cham en zijne nakomelingen / al zijnse machtige natien geworden / hoe seert heeft evenwel de slavernij op haer geheerscht! Zijn niet de meeste Africanen doorgaens geweest slaven hunner koningen? een groot gedeelte der selviger zijnse niet noch heden slaven der Turcken? Den inwoonderen van Congo, Angola, Guinea, Monomotapa, Bagamidri, &c. zijn het niet der slaven nesten / waer uyt soo veel herwaerts en derwaerts gesleept / verkocht / en tot alle slaef-achtige wercken gebruyckt werden? Dese menschen zijn alsoo genaturaliseert/ soo wanneer zy in vryheydt ghestelt / of lieftalligh gekoesterd werden / soo en willen zy niet deugen / en weten haer zelfs niet te gouverneren: maer by aldien men geduerigh met rottingen in hare lenden woont / en dat men de selvige t’elckens sonder genade bastoneert / soo heeft men goede diensten van de selve te verwachten: alsoo dat hare welvaert bestaet in slavernije. 

 

Kritiek in de zeventiende eeuw 


De zogenaamde vloek van Cham en diens uitwerking op de verschillende wereldvolkeren snijdt volgens theologen geen hout. Dit werd ook in de zeventiende eeuw al bekritiseerd. Picardt was desondanks niet de enige of eerste predikant die zich in de Republiek van de zeventiende eeuw had uitgesproken over de rechtmatigheid van slavernij. Ook was hij niet de eerste die het fenomeen slavernij verbond aan de vloek van Cham of aan het Afrikaanse continent. Wel was hij – voor zover bekend in de literatuur – de eerste die de vloek specifiek aanwendde om het tot slaaf maken van Afrikanen te rechtvaardigen. Godefridus Cornelisz Udemans (1581-1649) hanteerde in zijn ‘t Geestelyck Roer van ‘t Coopmans schip (1638) bijvoorbeeld al een vergelijkbare indeling van volkeren gebaseerd op de drie zonen van Noach, maar verzette zich expliciet tegen het argument dat er op deze gronden gebruik gemaakt mocht worden van Cham’s nakomelingen uit Afrika. Het is  aannemelijk dat deze rationalisering ten tijde van Udemans onder leken en slavenhandelaren al wel in omloop was. Udemans gedoogde het fenomeen slavernij alleen wanneer er sprake was van ‘ongeloof’ en daardoor dus ook ‘geestelijke slavernij’. Hun ‘tijd Gods’ moest alleen nog komen. Enkele jaren na het boek van Picardt publiceerde Johannes de Mey (1617-1678) uit Middelburg Korte bedenckinghe Over het koopen en de verkoopen der menschen (1664), een essay waarin hij de gedachte dat sommige volkeren van nature slaaf zijn, verwierp. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw wordt de vloek van Cham weliswaar in toenemende mate gehanteerd als rechtvaardiging van de slavenhandel door WIC-bewindhebbers en enkele geestelijken, maar is het opvallend dat ook een latere theoloog als Jacobus Capitein (1717-1747) in zijn tekst Staatkundig- Godgeleerd Onderzoekschrift over De Slaverny, als niet strydig tegen de Christelyke Vrijheid (1742) zijn legitimatie van slavernij niet op raciale gronden beargumenteerde. Capitein was namelijk zwart, was in Afrika geboren en had voor zijn komst naar de Republiek ook in slavernij verkeerd. 

 

Het is lastig om voor Picardt concrete aanwijzingen te geven waarom hij in vergelijking met zijn tijdgenoten de slavernij dusdanig expliciet met Afrika verbond. Wellicht hebben de verhalen die hij te horen kreeg van zijn broer Alexander hem beïnvloed. Zijn broer vertrok in 1629 als militair naar Pernambuco (Brazilië), waar hij in 1634 in Spaanse gevangenschap terecht kwam. In 1637 keerde hij terug naar de Republiek, en bleef hij een jaar lang bij zijn broer in de pastorie in Egmond aan Zee logeren.  

Kwetsend taalgebruik en terminologie 

Koloniale archieven zitten vaak vol termen en denkbeelden die we nu als bijzonder kwetsend beschouwen, zoals beledigende omschrijvingen van personen uit bepaalde etnische en culturele groepen. Het Drents Archief is de bewaarplaats van archieven. Wij kunnen én mogen de teksten van de archiefstukken niet aanpassen, omdat dan de historische werkelijkheid wordt aangetast. Wel kunnen én willen wij waarschuwen, dat er beledigend taalgebruik aangetroffen kan worden in archiefstukken, maar ook in bepaalde oudere inventarissen (bron: Nationaal Archief). 
 
Meer lezen over dit onderzoek? Lees dan dit eerdere blog op onze website. 

 

 


Literatuurlijst  

 

Johan Picardt,  Korte Beschryvinge Van eenige Vergetene en Verborgene ANTIQUITETEN Der Provintien en Landen Gelegen tusschen de Noord-Zee, de Yssel, Emse en Lippe. Tymon Houthaak: Amsterdam, 1660. 

Martijn Stoutjesdijk, “‘Omdat hunne verw en gedaante van d’onze verscheiden is’. De vloek van Cham in het Nederlands debat over koloniale slavernij” in: Bente de Leede en Martijn Stoutjesdijk (reds.), Kerk, Kolonialisme en Slavernij: Verhalen van een vervlochten geschiedenis. KokBoekencentrum Uitgevers, Utrecht, 2023: 134-152. 

G. Groenhuis, ‘De zonen van Cham. Gereformeerde predikanten over de slavernij: van Udemans Coopmansschip (1640) tot Capiteins Godgeleerd Onderzoeksschrift (1742)’, Kleio. Tijdschrift van de vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland 21:7 (1980) 221-225

Leendert Jan Joosse, Geloof in de Nieuwe Wereld: Ontmoetingen met Afrikanen en Indianen (1600-1700). Uitgeverij Kok: Kampen, 2008. 

M.A.W. Gerding, Johan Picardt (1600-1670). Drenthe’s eerste geschiedschrijver. Van Gorcum: Assen, 1997.