13 oktober 2023
Door: Henriëtte Klijnstra
Ze was een pionier op het gebied van de vrouwenstudies: onderzoekster Daisy Stork-van der Kuyl uit Dwingeloo. Haar onderzoek naar Drentse boerinnen was baanbrekend. Niet voor niets wordt daarom sinds 2001 regelmatig de Daisy Stork-prijs uitgereikt aan een Drentse Vrouwen van Nu-afdeling die zich opmerkelijk heeft ingezet voor de samenleving. Stork staat centraal in deze blog tijdens de Maand van de Geschiedenis. Elke vrijdag hebben we het over een andere uitvinder, wetenschapper of vrijdenker.
Batavia
Margaretha Elisabeth Adriana Jeannette van der Kuijl werd op 1 september 1912 geboren in Batavia, Nederlands-Indië. Daisy Stork-van der Kuyl (zelf schreef ze haar naam altijd met een y) schrijft in haar autobiografie dat ze tijdens haar jeugd in elf jaar tijd twaalf keer verhuisde. Het afwisselende bestaan, dan weer in Nederlands-Indië, dan weer in Nederland, was voor haar normaal. Door de vele verhuizingen wisselde Stork vaak van school. Een opgelopen leerachterstand werd ingelopen door dure bijlessen, waar haar vader een lening voor moest afsluiten. Toen Stork 13 jaar was, moedigde haar vader haar aan om kranten te gaan lezen en de uitspraken van vrouwelijke parlementsleden en politieke discussies in Den Haag te bestuderen.
Op de boot
Op 30 april 1929 verliet Stork Nederlands-Indië definitief. Haar vader kreeg een baan bij de gemeente Amsterdam, waardoor het gezin niet terugkeerde. Op de boottocht ontmoette ze een tabaksplanter met wie ze contact hield. In september 1932 kreeg ze bericht dat deze tabaksplanter ook terug naar Nederland kwam. Ondanks dat de vader van Stork tegen de verloving van zijn dochter was (haar aanstaande was 18 jaar ouder), hielp hij hem bij het vinden van werk.
Burgemeesterschap
In 1936 werd haar verloofde benoemd tot burgemeester van Dwingeloo. Samen werden ze feestelijk onthaald in het dorp. Vijf dagen voor haar huwelijk met voormalig tabaksplanter Wilhelm Arent (Bob) Stork deed Daisy Stork haar doctoraalexamen in de sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam.
In 1940 werd hun zoon Ronald Frank geboren. “Een zonnestraal in donkere tijd”, noemde Stork haar zoon in haar memoires. Op 22 oktober 1941 werd Bob Stork door de bezetter uit zijn ambt ontzet en op 4 mei 1942 – samen met de burgemeesters van Assen en Smilde – als gijzelaar afgevoerd naar kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Na nog een kort gevangenschap in kamp Vught werd burgemeester Stork in september 1944 vrijgelaten. Twee dagen na zijn thuiskomst dook hij onder.
Alleen in oorlogstijd
Vlak voor de gijzeling van haar man, was het gezin Stork gedwongen verhuisd. Ze hadden de burgemeesterswoning ‘Nijengaerde’ moeten verruilen voor een oud huis in Dieverbrug. Stork schreef in haar bijdrage in Dwingelo in oorlogstijd dat haar man nog spijkers in de muur aan het slaan was, toen hij werd opgepakt.
In die periode heeft Stork naar eigen zeggen haar dorpsgenoten nog beter leren kennen. “Ze hebben echt op z'n Drents, geruisloos, een mantel van liefde om mij en de baby gelegd”, vertelt Stork in het Nieuwsblad van het Noorden in 1989. Dat begon al op de ochtend van de gijzeling van haar man. “Om half elf stond het eerste bezoek al op de stoep. Het was dominee Geertsema, de gereformeerde predikant", schrijft Stork. Hij zei tegen haar: “Probeer niet te haten, hoe moeilijk dat ook is, en vergeet nooit dat geheel Dwingeloo om u drieën heen staat.”
“Niet haten was niet gemakkelijk”, volgens Stork. De Duitsers waren alom aanwezig in Dwingeloo. Op 18 september 1944 werden zelfs tien Duitsers ingekwartierd in huize Stork. Op 11 april 1945 werd Dwingeloo bevrijd en werd Bob Stork opgehaald uit zijn onderduikadres in Meppel. “Het was onbeschrijfelijk dat we elkaar mochten terugzien”, beschrijft Stork in Dwingelo in oorlogstijd.
Promoveren
In 1952 promoveerde Stork aan de Universiteit van Amsterdam met haar onderzoek naar de Drentse boerin. In haar proefschrift De Drentse boerin. Haar plaats in de samenleving is haar promotor professor Sjoerd Groenman vol lof over hoe Stork onderdeel was geworden van de Drentse samenleving.
“Mevrouw Stork heeft Drente lief. Moge zij haar sexe-genoten in Drente ook weleens feilen tonen, het is een vriendin die dit doet. (…) Vele fijne opmerkingen vormen het bewijs, dat zij Drente van binnenuit heeft kunnen zien. Drente kan zich over het verschijnen van dit boek ten zeerste verheugen.”
Vragenlijsten
Stork ging voor haar onderzoek grondig te werk. Naast het doen van onderzoek in het Provinciaal Drents Archief en ander literatuuronderzoek, hield ze enquêtes. “Deze methode was in Drenthe nog niet erg bekend”, schrijft Stork in haar proefschrift. “In 1941 en 1947 werden vragenlijsten voorgelegd aan een zeventigtal boerinnen en boerendochters uit alle delen der provincie, van alle rang en standen, leeftijd en de meest verschillende politieke en godsdienstige richtingen.” Naast de vragenlijsten, nam Stork ook interviews af.
Undercover
Voor de ‘methode der participatie’, zoals Stork het noemde in haar proefschrift, ging ze undercover aan het werk op een boerderij. Als burgemeestersvrouw was het in Dwingeloo niet mogelijk om ergens onopgemerkt aan het werk te gaan. Ook zegt Stork in haar memoires dat ze bekendstond als een ‘fynegien’, te fijn gebouwd als een stadse. Via het Drents Landbouwgenootschap kwam Stork toch aan een baantje. Onder Margaretha Verschoor (haar eigen officiële voornaam plus de achternaam van haar moeder) kon ze in 1948 terecht in Gees.
“Deze periode is van moeilijk te overschatten waarde gebleken. De ondervinding was een aanvulling en soms een graduele correctie op zogenaamde vaststaande feiten en regels", schrijft Stork in haar proefschrift. Ze concludeerde onder meer dat de Drentse vrouw erg maatschappelijk actief is. Dat bleek wel aan de populariteit van de Bond van de Plattelandsvrouwen, waar Stork ook zelf actief lid en lokaal bestuurder was.
Pionieren
Haar onderzoek, zowel het thema als de methode, was uniek in de jaren vijftig. “Ik voelde me vaak een roepende in het weiland, in plaats van in de woestijn. Ik zag dat het platteland een bron was voor nieuw wetenschappelijk onderzoek maar dit werd niet opgepakt. Gelukkig is dat nu wel het geval. Trouwens ook vrouwenstudies is een officieel begrip geworden op de universiteiten”, aldus Stork in 1989 in het Nieuwsblad van het Noorden.
De familie waar ze undercover aan het werk was, toonde achteraf alle begrip voor haar actie. Het echtpaar Eising-Horsting was dan ook aanwezig bij haar verdediging en buluitreiking in Amsterdam, net als andere vrouwen in Drentse klederdracht. “Temidden van honderden Drenthen wordt de Drentse boerin in het zonnetje gezet en de receptie na afloop gelijkt een boerenbruiloft met het afdelingsbestuur van de Bond van Plattelandsvrouwen in vol Drents ornaat met rozijnen op brandewijn en in Dwingeloo gebakken ‘kniepertjes’", kijkt Stork terug.
Meer onderzoek
In 1958 ging Bob Stork met pensioen, waarop het echtpaar naar de stad Groningen verhuisde. “De Drentse jaren hebben ons leven verrijkt op een wijze die we nooit voor mogelijk hadden gehouden toen we in 1936 zo vriendelijk werden ingehaald; een duurzame band blijft bestaan", schrijft Stork in haar memoires. Na het onverwachte overlijden van Bob Stork in 1962 ging Stork naast haar baan als onderwijzer weer onderzoek doen. Dit keer naar de leefomstandigheden van jonge boeren en hun partners op het Hogeland in Groningen. De honderden enquêtes die ze afnam waren voor haar een goede afleiding.
Op reis
Stork werd in 1972 afgekeurd vanwege gehoorproblemen. Ze stopte daarop met werken als docent en ging weer studeren. Deze keer werd het culturele antropologie en deed ze onderzoek naar het huwelijksrecht in Indonesië. In 1975 werd Stork benoemd tot Onafhankelijk Adviseur van de minister van Ontwikkelingssamenwerking voor het project 'Women in Development’. Ze besloot op eigen kosten voor het project op reis te gaan. Ze zag in de vijftien landen die ze bezocht de gelijkenissen met haar oude thuis in Drenthe. “Zo zijn de overeenkomsten tussen een Drentse dorpsgemeenschap en een Javaanse of Soendanese dessa of kampong groter dan de verschillen”, schrijft ze in haar memoires.
Alle reizen die ze maakte en het onderzoek dat ze deed, zorgde ervoor dat Stork veel leerde en respect kreeg voor andere culturen. “Wij kunnen zoveel van elkaar leren. Als we naar willen luisteren naar elkaar, niet alleen met die twee oren aan ons hoofd, maar vooral met dat derde oor, dat zetelt in ons hart", schrijft Stork in 1990 in het kader van de 5 mei-herdenking, deze tekst verschijnt later in Dwingelo in oorlogstijd. “Dat kan alleen als we de liefde centraal stellen, als tegenwicht tegen discriminatie, racisme en hoe alle negatieve –ismen ook mogen heten. Want zonder liefde gaat de wereld ten gronde!”
Daisy Stork-van der Kuyl overleed in het jaar 2000 in Groningen. Ze werd 87 jaar.
Met dank aan Dwingels Eigen en Erwin de Leeuw.
Foto's
Collectie Stichting Dwingels Eigen, Drents Archief
Bronnen
Kloek, E., ‘Kuyl, Margaretha Elizabeth Adriana Jeannette van der’, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, 26-05-2018.
Stork-van der Kuyl, D. M. E. A. J., De Drentse boerin. Haar plaats in de samenleving (Assen 1952).
Stork-van der Kuyl, D. M. E. A. J., ‘Herdenking in Dwingelo 4 mei 1990’, in: R. Smit, Dwingelo in oorlogstijd 1940-1945. Herinneringen en verslagen (Beilen 1995) 1-11.
Stork-van der Kuyl, D. M. E. A. J., Tachtig levensjaren in twee werelddelen (Groningen 1997).
‘Vrouwenstudies-pionier Daisy Stork: “Eigenaardig genoeg hebben de mannen mij gestimuleerd.”’, Nieuwsblad van het Noorden, 6-11-1989.