Een vitrine vol met aardewerken potten en schalen

24 oktober 2023

Door: Fred van den Beemt, Hunebedcentrum

Het Drents Archief en het Hunebedcentrum gaan tijdens de Maand van Geschiedenis extra ver terug in de tijd… tot de allereerste ontdekkers. Tienduizenden jaren lang heeft de mens tal van praktische vaardigheden opgedaan die vaak simpelweg nodig waren om te overleven. Daarom plaatsen we deze maand elke dinsdag een nieuwe blog waarin we teruggaan naar de ontdekkers van vuur, gereedschappen, aardewerk en brons. Fred van den Beemt werkt in het Hunebedcentrum en schreef deze blog.

De ontdekking van aardewerk

We weten niet wie als eerste aardewerk heeft uitgevonden. Archeologen nemen aan dat het waarschijnlijk een toevallige ontdekking was. Het is mogelijk dat mensen klei begonnen te gebruiken om hun voedsel in op te slaan nadat ze hadden gemerkt dat klei hard werd wanneer deze werd blootgesteld aan vuur.

Volgens de archeologen is aardewerk uitgevonden door jager-verzamelaars tegen het einde van de ijstijd. In Oost-Azië (China, Japan en Rusland) is aardewerk gevonden van tussen de 20.000 en 12.000 jaar oud, duizenden jaren voor het begin van de landbouw.

De boeren

Zolang we spreken over jager-verzamelaars, is het duidelijk dat deze mensen geen huizen bouwden. En evenmin van die dingen, die typisch behoren bij een permanente huisvesting, zoals aardewerk potten, maalstenen en gereedschap om te oogsten. In ons land is het wachten op de boer, die zijn voedselbronnen niet meer achterna loopt, maar deze om zijn huis verzamelt. Dat geldt voor granen en voor vee. Die ontwikkeling is buiten ons land al volledig aan de gang, in Zuid-Rusland, in Hongarije en op de Balkan. In de loop van de eeuwen worden jagers-verzamelaars langzaam boeren en bouwen ze boerderijen. In ons land gebeurt dat in Zuid-Limburg. En in die boerderijen staat iets nieuws: aardewerk!

Het zijn de mensen van de Bandkeramiekcultuur, 5.500-4.950 v. Chr., genoemd naar het karakteristieke aardewerk dat zij meebrachten. Zij bouwden op de lössgronden van Limburg vrij grote boerenhuizen. En bij die huizen vonden archeologen scherven van het aardewerk.

Terwijl de boeren in Zuid-Limburg in hun boerderijen woonden, treffen we boven de grote rivieren een cultuur van jager-verzamelaars waaruit zich de Swifterbantcultuur (5.300-3.400 v. Chr.) ontwikkelde. Zij bedreven op beperkte schaal landbouw. Vanuit deze cultuur ontwikkelde zich langzaam de Trechterbekercultuur (4.000-2.700 v. Chr.), de cultuur van de hunebedbouwers.

Trechterbeker aardewerkNeolithicum – Trechterbekeraardewerk

Trechterbeker aardewerk is genoemd naar de vorm van het aardwerk. De mensen van de Trechterbekercultuur waren boeren en zij wisten met technisch vernuft, kracht en samenwerking hun grafkamers, de hunebedden te bouwen. Zij vormden karakteristieke bekers. Zij wisten daarvoor klei of leem te vinden bij beken in de omgeving.

De makers van dit Neolithische aardewerk moeten vakmensen, kunstenaars zijn geweest. Het aardewerk, dunwandig en wat steviger gemaakt met organisch materiaal, moet met grote vakkundigheid zijn gevormd.

Met een plat stukje bot of hout werden versieringen in de nog zachte klei gedrukt. Nadat het aardewerk droog was en gebakken, werden de inkervingen opgevuld met een witte pasta. De witte pasta is gemaakt van gemalen beenderen. Het is niet uitgesloten dat dit pasta van menselijke aard is.

In en rondom de hunebedden is veel aardewerk van de Trechterbekercultuur gevonden. Honderden versierde bekers, schalen, emmers, kommen en flesjes werden opgegraven. De vondsten vertellen ons dat een hunebed, maar ook de omgeving daarvan, gedurende lange tijd in gebruik is geweest.

Aardewerk uit de KlokbekertijdBekerculturen

We zien in het Neolithicum, meer zogenoemde bekerculturen ontstaan. Naast de Trechterbekers waren er de Standvoetbekers (3.200-2.100 v. Chr.), de Enkelgrafcultuur (2.800 en 2.400 v. Chr.) en Klokbekers (2.400-1.900 v. Chr.).

De Standvoetbekers hebben een S-vorm en werden versierd met touwindrukken of met een ingekrast visgraatmotief. Door het kleine vlakke voetje van de beker, worden deze bekers 'standvoetbekers' genoemd. Zij worden vaak gevonden in grafheuvels met strijdhamers en dolken, waarschijnlijk meegegeven voor de voortzetting van het leven elders.

De Klokbekers zijn gemaakt van fijne schone klei. Klokbekers worden vaak gevonden in graven met grafgiften zoals stenen polsbeschermers, hamerbijlen en vuurstenen pijlpunten.

Aardewerk dat alweer wat steviger is uit de bronstijd of ijzertijdBronstijd en IJzertijd

We gaan nu richting bronstijd (2.000-800 v. Chr.) en ijzertijd (800 v. Chr. - 50 n. Chr.). Uit de vondsten uit opgravingen weten we dat de mensen uit deze perioden het aardewerk met de hand maakten. De aardewerk scherven worden vaak gevonden in afvalputten die door de prehistorische mens zijn gegraven en waar zij het afval in achterlieten.

Complete potten uit de bronstijd en ijzertijd worden vooral gevonden in grafheuvels en in urnenvelden. Het aardewerk uit de bronstijd is dikker en meer verstevigd met kleine stukjes gemalen graniet of ruw zand. Het is minder fijn dan het aardewerk van de eerdere bekerculturen.

Boven de grote rivieren bleven de bewoners met de hand hun potten, schalen en bekers maken. In het zuiden, onder de grote rivieren, werd door de Romeinen aardewerk geïmporteerd dat op de draaischijf was gevormd. De lokale bevolking hoede daar zelf niet meer in te voorzien. Echter, toen de Romeinen na een paar honderd jaar voorgoed vertrokken, waren de achtergebleven bewoners niet in staat om gedraaid aardewerk te maken. Dat was hen ook niet geleerd. Zij gingen weer over om met de hand het aardewerk te vormen en te bakken. En dat bleven ze boven de rivieren doen tot ongeveer 900 na Christus.


Foto's

Hunebedcentrum

Bronnen

Jordan, prof. dr. P., RUG, 'Oudste aardewerk gebruikt om vis te koken', 11-04-2013.

Verschoor, C., Bone in Funnel Beaker pottery. Bone based incrusted pottery decoration from the Dutch Funnel Beaker West Group, Bachelor Thesis, University of Leiden (2011).