Excerpt: Lezing van Henk Nijkeuter over de geschiedenis van de midwinterperiode in Drenthe

Tijdens deze lezing van Henk Nijkeuter komt de bijzondere midwinterperiode in Drenthe tot leven. Deze periode, van 21 december tot 6 januari, stond in het teken van feest, symboliek en eeuwenoude rituelen. Het markeerde het begin van de winter, het einde van de oogsttijd en de terugkeer van langere dagen.

“Hum koe, ik steffen dei, koe/want het is Steffen mörgen” zeiden kinderen tegen de koeien tijdens het ‘Steffenen’. Het was een van de vele gewoonten tijdens de midwintertijd. Een tijd met geheel eigen tradities, sommige al eeuwenoud en andere helaas verdwenen.

De periode die wij kennen als midwinter heeft veel benamingen gehad, bijvoorbeeld solstitium, oftewel zonnewende. Of middle winter en midewinter, benamingen die zijn gevonden in documenten uit de negende eeuw. Daarnaast werd de term Joel ook veel gebruikt. Tijdens de midwinter werd het begin van de winter gevierd. De laatste gewassen waren geoogst, er was voldoende geslacht om de winter door te komen en de geesten van overledenen werden geacht terug te keren naar hun voormalige woonplaats. Het was een belangrijk moment in het jaar.

Takken, Sunt Steffen en het joelblok

De midwintertijd kent van oudsher veel gebruiken, voornamelijk rond kerstmis en oud en nieuw. Denk bijvoorbeeld aan de kerstboom. Tot in de zeventiende eeuw was het in Europa gebruikelijk het dorpsplein op te luisteren met een boom, versierd met vruchten. De boom zoals wij hem kennen, heeft zijn oorsprong in de vorige eeuw. Het gebruik van bomen en takken kent echter al een langere geschiedenis. De Romeinen gaven elkaar tijdens de kortste dag van het jaar takken, versierd met vruchten.

Tweede kerstdag is de gedenkdag van Sint Stephanus. In Drenthe ook wel Sunt Steffen genoemd. Sunt Steffen wordt gezien als de eerste martelaar van het christendom, beschermheilige van arme mensen, paarden en ruiters. In Drenthe gingen kinderen van arme ouders, koeien ‘steffenen’. Dat wil zeggen dat een kind een pluk hooi voor een koe meebracht, haar deze voorhield en een rijmpje opzei: “Hum koe, ik steffen dei, koe/want het is Steffen mörgen”. De kinderen, ook wel steffenlopers genoemd, kregen als dank een heerlijke boterham.

Tijdens midwinter had men ook de gewoonte een joelblok te verbranden. Het joelblok bestond vaak uit een stuk eikenhout, besprenkeld met wijwater, wijn of olie, dat in de open haard werd verbrand. Men geloofde dat door het vuur een kracht loskwam, die bijvoorbeeld vruchtbaarheid doorgaf. De as die achterbleef werd verspreid over de akkers voordat de gewassen werden ingezaaid.

Oud en Nieuw

Jaorskoeken, bakt u ze tegenwoordig nog? Vroeger werd alles in huis gehaald om de gasten, die nieuwjaar kwamen winnen, te voorzien van wat lekkers. Vaak werden op oudejaarsdag hele ladingen jaorskoeken (nieuwjaarskoeken) gebakken. De vrouw des huizes zorgde voor het beslag en de man stond boven het open haardvuur het deeg plat te knijpen in het nieuwjaarskoekenijzer. Op oudejaarsdag werden de koeken plat gegeten, want het jaar was ten slotte ten einde. Het was afgerold. De overige ‘jaorskoeken’ werden opgerold tot ‘rollegies’ voor nieuwjaarsdag. Vaak werd van het laatste beslag zogenoemde spekdikken gebakken. Het beslag hiervoor was iets dikker en in zo’n koek kwamen twee plakjes worst en een plakje spek.

Het nieuwjaarwinnen was vaste prik op nieuwjaarsdag. Iedereen ging eropuit om een ander het ‘nieuwjaar af te winnen’ door de nieuwjaarswens ‘Geluk in ’t neijaor’ als eerste uit te spreken. De boerenjongens en knechten gingen als eerste bij bekenden langs, waar de jenever en de jaorskoeken klaarstonden. Tegen een uur of negen gingen de schoolkinderen op pad. Zij genoten van een drankje van stroop, honing of suikerwater met een klein scheutje jenever en uiteraard de joarskoeken. Na de middag waren de mannen aan de beurt. En de vrouwen? Die hadden pas de dag erna tijd om neijaor te winnen.

Over Henk Nijkeuter

Henk Nijkeuter studeerde Nederlands en Geschiedenis aan de lerarenopleiding Ubbo Emmius te Groningen. Hij volgde de opleiding tot archivaris aan de Rijksarchiefschool in Den Haag. Daarna voltooide hij de studie Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2001 promoveerde hij aan de RUG op een proefschrift over het literaire bedrijf in Drenthe. Hij was hoofd Collecties en Publiek bij het Drents Archief te Assen. Inmiddels is Henk gepensioneerd. Hij publiceert regelmatig boeken over onder meer de volkscultuur in Nedersaksen.

Praktisch 

  • Kosten €5,- euro, te betalen bij het Drents Archief op 23 december
  • Aanmelden voor deze lezing is noodzakelijk en kan door een e-mail te sturen naar info@drentsarchief.nl