8 februari 2024

De zuidoosthoek als bakermat van het Drentse carnaval

Door: Luc C. den Hartog

Toen ik begon aan het schrijven van een carnavalsblog en bij het vooronderzoek in Delpher als eerste hit een advertentie kreeg met de tekst: ‘Even weg met carnaval? Kom rustig naar Drenthe’, zakte de moed mij een beetje in de schoenen. Drenthe is nou niet bepaald de eerste regio die te binnen schiet als je aan het katholieke februarifeest denkt. Maar heeft onze provincie dan echt geen enkele carnavalstraditie? “Zeker wel,” zo schoot mijn collega Ellen te hulp, “maar dan moet je in Zuidoost-Drenthe zijn.” Plaatsen als Emmer-Compascuum , Barger-Compascuum, Klazienaveen en Schoonebeek staan bekend om hun uitbundige carnavalsvieringen en in het verlengde daarvan, ook enigszins wegens hun contrast met de rest van Drenthe. In dit blog: de relatief jonge, maar daardoor niet minder fascinerende geschiedenis van het Drentse carnaval.

De zogenaamde Vastenavonds

Een van de oudste vermeldingen van ‘carnaval’ in Drenthe in onze collectie treffen wij aan op een plakkaat uit 1717. Het door Drost en Gedeputeerde Staten van de landschap Drenthe uitgevaardigde plakkaat vermaant (wederom) buitensporigheden op zon-, feest- en bededagen. Daarbij wordt ook de ‘zogenaamde Vastenavonds’ genoemd:

op Zondagen / Feest- en Bede-dagen / mitsgaders zogenaamde Vastenavonds en St. Peters dagen / veele buitensporigheden op Kerkhoven / in Herbergen / en elders / zo met speelen op Violen / en schieten by gelegenheit van het celebreren van trouwe / als ook andersints gepleegt worden / en dagelijks / niet tegenstaande des Heeren slaande hant / tot onze leetwezen meer en meer aangroeien; onder welke zonden het vloeken en zweren / en ontheiligen van Gods heiligen Naam / grotelijks uitmunten.

Buiten dit document om, wordt er eigenlijk maar weinig vernomen van een ‘Drents carnaval’. Daar kwam in de negentiende eeuw verandering in.

Carnaval in Nieuw-Schoonebeek

In 1848 verscheen deel twee van de driedelige reeks Drentsch Mosaïk. Auteur Jan van der Veen, griffier bij het kantongerecht te Hoogeveen, trachtte een karakterschets te maken van het Drentse volk. Helemaal achter in het boek wijdt hij zich uit over de Nieuw-Schoonebeeker: ‘een vrolijk lustig slag van lieden, altijd luchtig en onbezorgd, verzot op zang en dans en snarenspel’. Het lijkt haast een beschrijving van de ‘onbekommerde, rondbuikige Bourgondiër’, zoals schrijver Gerry van der List het welbekende archetype kenschetst. Volgens Van der Veen is de Nieuw-Schoonebeeker dan ook een vreemde eend in de Drentse bijt. Hij vervolgt zijn beschouwingen:

Eene harer gewoonten wenschen wij u hier mede te deelen, om dat zij eenig in onze provincie is; het is het vieren van het zoogenaamde Carnaval of Vastenavondfeest, een feest, hetwelk in de meeste Catholijke landen met opgetogene dartelheid en luistervol gevierd wordt.

Het ons bekende carnaval – met ludieke kostuums en uitbundige praalwagens – liet in Drenthe echter nog even op zich wachten. Ten tijde van het schrijven van Drentsch Mosaïk nam het carnaval vieren in onze provincie hoofdzakelijk de vorm aan van jenever drinken en dansen onder het genot van ‘videlen’ oftewel vioolspel. De festiviteiten vonden jaarlijks plaats op een van de boerenerven. Nu rijst wel de vraag: waarom juist Nieuw-Schoonebeek? Enkele alinea’s eerder verklapte Van der Veen het antwoord: ‘De bevolking is er geheel Roomsch-Catholiek’.

Katholieke enclaves

Als zijn boek één jaar later gepubliceerd was, dan had Van der Veen nog kunnen toevoegen dat de bewoners van Nieuw-Schoonebeek voor de eredienst sinds kort niet meer aangewezen waren op het Duitse Graafschap Bentheim. Henricus van Kessel was pastoor in Assen toen een delegatie uit Nieuw-Schoonebeek hem om hulp vroeg voor het oprichten van een eigen statie. ‘Statie’ is de benaming voor een rooms-katholieke kerkgemeenschap in Nederland voor 1853, toen de bisschoppelijke hiërarchie in ere hersteld werd (vanaf dat punt spreekt men dikwijls van ‘parochies’). In 1849 werd de Nieuw-Schoonebeekse statiekerk hoogstpersoonlijk door pastoor Van Kessel ingewijd.

De zuidoosthoek van Drenthe wordt getekend door verschillende van dit soort katholieke vlekken. Dat Pater Willehad Kocks in 1953 kon spreken van een ‘tweede lente’ voor katholiek Drenthe, was voor een groot deel te danken aan Duitse migranten. Vooral de vervening van het Bourtangermoeras zorgde voor een toestroom van Duitse (hoofdzakelijk katholieke) mensen die zich net over de grens in Drenthe vestigden.

Dit leidde tot de de opkomst van een bijzonder Rooms leven in de aan Duitsland grenzende contreien. Een voorbeeld hiervan is de veenkoloniale plaats Barger-Compascuum. De als kapel ingerichte schuur van veenkolonist Jan Barend Wilken kon in 1875 vervangen worden door een houten kerkgebouw, die op zijn beurt in 1925 weer vervangen werd door de imposante Sint-Josephkerk. Er werden sacramentsprocessies gelopen in het ‘Pastoorsbos’, er verrees een Rooms-katholieke ‘St. Theresiaschool’ en er werd uiteraard ook carnaval gevierd.

Inspiratie uit het Zuiden

Dat er in die tijd ook elders in Drenthe fascinatie was voor het carnavalsfeest, blijkt uit het bestaan van dit ‘diploma’ (klik op de afbeelding voor een vergroting) Dit is het carnavalsdiploma van Assenaar Willem Frederik Gratama. Het verfraaide document, geschreven in Limburgs dialect, geeft te kennen dat de heer Gratama in 1865 lid is geworden van carnavalssociëteit Momus te Mastreeg (Maastricht):

Veer ondergeteykende Ridders van het jonk leeg, belast met het Professerschap van het ierste kwartier, en gekoze tot het bestuur en het regentschap van vreugd en pleseer veur alle Momus kinder, make hey door bekind aon yn eder, dee het geluk heet vannet met eyye ouge te zien en te leze, dat MenHier W F Gratama Directeur der Registratie in Domeinen te Mastreeg, by commissariale vergadering van vandaog, in euse Momus tempel tot veritabel Lid beneumd en in de Hoeglustigheids register ingeschreve is.

Dergelijke sociëteiten en verenigingen zijn tot op de dag van vandaag dé drijfveren van iedere carnavalsviering. Halverwege de twintigste eeuw hebben verscheidene ondernemende geesten aanstalten gemaakt om ook Drenthe te voorzien van een carnavalsfeest, lijkend op dat in Limburg, Brabant of Duitsland.

Een eclatante primeur in Drenthe

Carnaval bereikte halverwege de twintigste eeuw eindelijk ook Drenthe. De zuidoostelijke veengebieden, hoe kon het ook anders, vervulden hierin een voortrekkersrol. Het ene na het andere nieuwsblad berichtte over het arriveren van carnaval boven de grote rivieren.

In 1965 werd in Barger-Compascuum een van de oudste carnavalsverenigingen van Drenthe opgericht: ’t Stiekelzwien oftewel ‘de egel’. Tijdens carnaval nemen veel steden een speciale ‘carnavalsnaam’ aan. Eindhoven wordt Lampegat, Den Bosch wordt Oeteldonk en Barger-Compascuum transformeert in Stiekelstad. Ieder jaar keren dan in Stiekelstad de blaaskapellen (fanfares), dansmariekes (marionetten) en Rosenmontag (de optocht) terug.

In 1971 werd in De nieuwe Limburger al de vraag gesteld: ‘Gaat carnaval binnen afzienbare tijd heel Nederland overspoelen?’ Gevolgd door het verhaal van ene Jean Rousseau, afkomstig uit Maastricht. Rousseau reisde in 1970 af naar Assen en voorzag de provinciehoofdstad van een eigen carnavalsvereniging: De Narren van Pitlo. Het zou Willem Frederik Gratama deugd hebben gedaan te weten dat zijn diploma niet langer het enige stukje Maastrichts carnaval is in Assen – oftewel Pitlo.

Barger-Oosterveld had een primeur in Drenthe toen carnavalsvereniging De Zeskante Steen besloot in 1976 ‘geheelonthouder’ Ben Wolbers tot carnavalsprins te wijden. De alcoholvrije vorst van Flintenstad (Barger-Oosterveld dus) dronk naar eigen zeggen hoofdzakelijk chocolademelk  . Chocoprins Ben werd tien jaar later opnieuw verkozen, ditmaal in Nieuw Dordrecht.

Prins Iegel van Stiekelstad, Prins John van Pitlo, Prins Ben van Flintenstad: het verkiezen en kronen van een prins is een belangrijke plechtigheid in de carnavalspraktijk. Wil je een beeld van een zo’n ceremonie krijgen, bekijk dan onderstaande video. Deze film uit onze collectie toont de kroning van Warry Mulder als Warner Jacob I van Meul’ndob (Gasselte) in 1989:

Vandaag de dag wordt in Drenthe nog altijd carnaval gevierd, zij het op specifieke plekken met een eigenzinnige invulling. Bert Veenstra bracht het fenomeen in het Nieuwsblad van het Noorden (1968) passend onder woorden:

Maor vandaog kujt beleven, dat ze op de Drentse darpen carnaval viert. ’t Zal wel niet zo echt wezen as van de Limburgers en de Braobanders ’t is hier wat surrogaat, maor ’t lawaai is niet minner en de lol ok niet.


Bronvermelding

  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0585. Inventarisnummer 68.
  • RHC Drents Archief. Toegangsnummer 0753. Inventarisnummer 197.

Literatuurlijst

  • “Eclatante primeur in Drenthe.” Emmer courant (Emmen), januari 31, 1959.
  • “Maastrichtenaar bracht de Carnaval naar Assen” De nieuwe Limburger (Maastricht), januari 28, 1971.
  • “Prins Carnaval is geheelonthouder.” Nieuwsblad van het Noorden (Groningen), januari 23, 1976.
  • Dijck, F. A. Barger-Compascuum in grootmoeders tijd. Zaltbommel: Europese Bibliotheek, 1991.
  • Dijck, F. A. Barger-Compascuum in oude ansichten. Zaltbommel: Europese Bibliotheek, MCMLXXVIII.
  • Jansen, Mathilde, Nicoline van der Sijs, Fieke Van der Gucht en Johan De Caluwe. Atlas van de Nederlandse taal: Editie Nederland. Tielt: Lannoo, 2017.
  • List, Gerry van der. “Interview met Antoine Bodar.” Leven alsof God bestaat: Huizinga-Lezing 2017. Amsterdam: EW boeken, 2017.
  • Magnin, Jean Samuel en Willehad Kocks. Reis door religieus erfgoed: Overzicht der kerkelijke geschiedenis van Drenthe & 100 jaar hiërarchie in Drenthe. Peize: Ter Verpoozing, 2022.
  • Veen Az., J. van der. Drentsch mosaïk: 1e stukje | 2e stukje. Herdruk van de uitgave Groningen, 1844/1848. Groningen: H. D. Tjeenk Willink – Bouma’s Boekhuis Groningen, 1975.
  • Veenstra, Bart. “Rieks Jansen zaag in carnaval heel wat meer dan zien moe.” Nieuwsblad van het Noorden (Groningen), januari 26, 1968.
  • Wierenga, Jan. “’t Stiekelzwien.” Nieuwsblad van het Noorden (Groningen), januari 9, 1993.
  • Wieringa, Jan. “Chocoprins van Nieuw Dordrecht: Geen drup alcohol voor Prins Carnaval.” Nieuwsblad van het Noorden, februari 7, 1986.